race and penis size
Getty Images 
Seks

Waar komt het idee vandaan dat sommige bevolkingsgroepen een grotere penis hebben?

Mythes over enorme verschillen in penisgrootte zorgen al eeuwenlang voor onzekerheid en racisme.

Begin vorig jaar deed op de sites van allerlei lifestylebladen en tabloidkranten een infographic de ronde die 88 landen rangschikte op basis van de vermeende gemiddelde penisgrootte van hun bevolking – afgaande op data uit 40 onderzoeken. Dit bericht leidde tot een paar letterlijke pikmeetwedstrijden en een eindeloze reeks domme grappen op social media. En: het bevestigt bestaande ideeën over zogenaamd raciale verschillen in penisgrootte. Hoewel Ecuador de bovenste plek kreeg in de grafiek, liggen de meeste landen met hoge scores in Sub-Saharisch Afrika, terwijl de Oost-Aziatische landen onderaan de lijst bungelen.

Advertentie

De meeste mensen keken daar niet raar van op – waarschijnlijk omdat er om de paar jaar wel een grafiek of listicle met soortgelijke “bevindingen” opduikt. Zulke verhalen bevestigen wat velen al als de waarheid beschouwen. Veel mensen onderschrijven deze stereotypen namelijk zonder enige kritiek (denk aan het grote zwarte pik-cliché in porno of comedians die grappen maken over hoe klein Aziatische mannen geschapen zijn), en ze worden bijna nooit weersproken. Als mensen deze stereotypes wél aanvechten, worden ze voorspelbaar, onwetenschappelijk en hypercorrect genoemd.

Maar voor de kleine groep mensen die daadwerkelijk onderzoek doet naar penisgrootte, zijn dit soort artikelen mateloos frustrerend. Om te beginnen zul je er na een beetje graafwerk al snel achterkomen dat al die infographics, listicles en haastige hitartikelen op gebrekkige data gebaseerd zijn – meestal gaat het om kleine, niet-representatieve onderzoeken die afgaan op zelfrapportage (een methode die erom bekend staat onbetrouwbaar te zijn). 

Advertentie

Over het algemeen is er maar weinig hoogwaardig onderzoek over gemiddelde penisgrootte, zegt Alicia M. Walker, een socioloog aan Missouri State University die deze kwestie heeft onderzocht. Afgaande op deze geringe data zullen de meeste experts op het gebied van seksuele gezondheid en ontwikkeling je vertellen dat er kleine verschillen in gemiddelde penisgrootte tussen verschillende groepen mensen zouden kunnen zijn – maar we kunnen het niet met zekerheid zeggen. De kleine verschillen die in sommige onderzoeken opduiken zijn echter verwaarloosbaar en worden waarschijnlijk verkeerd uitgelegd. Daarnaast is het eigenlijk onmogelijk om mensen in raciale groepen te verdelen – voor “ras” bestaat geen biologische basis. We weten ook dat deze ongegronde stereotypen schadelijk kunnen zijn, aangezien ze bij sommige mannen tot ongebreidelde objectificering kunnen leiden, bij andere mannen tot deseksualisatie, en bij zo’n beetje iedereen tot seksuele angsten. 

Dus waar is het idee vandaan gekomen dat er zogenaamde raciale verschillen in penisgrootte zijn? Sterker nog: waarom blijven we dit idee in stand houden, terwijl er in wetenschappelijke literatuur en de echte wereld helemaal geen duidelijke onderbouwing voor dit soort penis-stereotypen is? Het zal vrijwel niemand verbazen dat het antwoord een mix is van onverdraagzaamheid, geremde seksuele discours en de belabberde manier waarop de media soms aan de haal gaat met (zogenaamd) wetenschappelijk onderzoek.  

Advertentie

De oorsprong van stereotypen over penisgrootte

Moderne racistische stereotypen over penisgrootte gaan ten minste terug tot de vijftiende eeuw, toen Europese ontdekkingsreizigers in Sub-Saharisch Afrika in hun reisverslagen meldingen deden van de naar verluidt enorme geslachtsdelen van lokale mannen. Sommige moderne lezers lijken deze verhalen klakkeloos te hebben overgenomen. Maar deze verslagen lijken eigenlijk het oude Griekse geloof te weerspiegelen dat een grote, erecte penis een teken van beestachtige en onbeheersbare seksualiteit was, terwijl een kleine penis een teken van beschaafde ingetogenheid en rationaliteit was – een idee dat het lang heeft uitgehouden en zich verspreidde in de Romeinse filosofie, middeleeuwse christelijke kunst, en uiteindelijk de vroegmoderne proto-wetenschap, met dank aan de Griekse culturele fetisj die Europa altijd al heeft gehad. 

De verslagen van deze ontdekkingsreizigers passen bij een lange traditie waarin deze opvatting over penisgrootte werd gekoppeld aan culturen die door de waarnemer als minderwaardig werden gezien – om zo een gevoel van inherente, klein geschapen en hyperbeschaafde superioriteit te rechtvaardigen. En deze aparte vorm van othering (‘mensen tot de ander maken’) is direct overgevloeid in de Atlantische slavenhandel, waarin witte mensen het idee van de groot geschapen en dus onbeschaafde, onvoorspelbaar viriele zwarte man (zie ook het mandingo-archetype) als rechtvaardiging voor absolute ontmenselijking en beheersing gebruikten. Datzelfde idee heeft ook gezorgd voor lynchpartijen in het Amerikaanse Zuiden na de Amerikaanse Burgeroorlog, en is nog steeds een belangrijk punt voor hedendaagse racisten

Advertentie

“Het meeste onderzoek dat raciale verschillen in penisgrootte probeert te onderscheiden is gebouwd op pseudowetenschap van onderzoekers van ‘race realism’.” – Alicia M. Walker

Dit stereotype blijft zelfs buiten openlijk racistische cirkels bestaan, omdat het over de spanne van een paar eeuwen in het mainstream discours is verwerkt – en in de afgelopen jaren kreeg het ook bijval van veel zwarte mannen

Zoals Herbert Samuels, een seksueel voorlichter die zich specialiseert in seksuele ervaringen van zwarte mensen, opmerkt, is dit een van de enige algemeen geaccepteerde stereotypes over zwarte mensen die nu als positief wordt beschouwd (door iedereen behalve voorstanders van ouderwetse rassenwetenschap, dan), dus het begrijpelijk dat mensen er mee aan de haal gaan. (Niemand weet zeker wanneer of hoe oude opvattingen over kleine pikken zijn verdwenen en onze moderne obsessie met enorme lullen is ontstaan. De paar mensen die de kwestie hebben onderzocht stellen slechts voor dat veel mensen in hun persoonlijke levens altijd de voorkeur hebben gehad voor grote pikken, en dat die voorkeur cultureel is aangeslagen toen oude filosofieën hun populariteit verloren.) Maar eens in de zoveel tijd stappen prominente zwarte figuren naar voren om uit te leggen hoe dit stereotype ertoe heeft geleid dat mensen ze overseksualiseren en dus nog steeds dehumaniseren.

Advertentie

Ook tekenend is dat Oost-Aziatische mannen historisch gezien eveneens werden neergezet als viriele seksuele dreigingen voor witte vrouwen – ook nog in de vroege twintigste eeuw, toen de Japanse acteur Sessue Hayakawa, een vroege Hollywood-hartenbreker, een onweerstaanbare rokkenjagende buurman speelde in The Cheat van Cecil B. DeMille. Pas nadat Oost-Aziatische mannen in Amerika door racistische wetten en sociale druk werden teruggedreven naar stereotypisch vrouwelijke werkplekken zoals wasserettes en keukens – en de opkomst van anti-Japans propaganda halverwege de twintigste eeuw – heeft de Amerikaanse cultuur Aziatische mannen de nieuwe rol van klein geschapen, verwijfde en niet-bedreigende figuren gegeven. 

Hoewel er maar weinig Aziatisch-Amerikaanse mannen zijn die dit stereotype zelf geloven of onderschrijven, heeft het wel enorme culturele tractie. Er zijn in de afgelopen jaren bijvoorbeeld  botte grappen over gemaakt in The Bachelorette en sportcommentaar over de basketballer Jeremy Lin. (Het stereotype is ook grotendeels verantwoordelijk voor het opmerkelijke gebrek aan Aziatisch-Amerikaanse mannen in de Westerse pornowereld dat er tot voor kort was.) En veel mannen van Oost-Aziatische afkomst zeggen dat het expliciet een rol heeft gespeeld in hun vermogen om seksuele partners te vinden op datingapps.

Advertentie

Volgens psycholoog Scott A. McGreal creëren deze stereotypes een verdachte ‘leefbare zone’ “waarin Europese mannen ‘precies goed’ zijn” in hun mix van mannelijkheid, zelfbeheersing, en penisgrootte. Hij wijst erop dat witte mensen de eersten waren die met deze opvattingen over penissen kwamen aanzetten – dus het ligt voor de hand dat ze die voor zichzelf zo gunstig mogelijk uitleggen. 


Historisch onderzoek naar penisgrootte en ‘ras’

Wetenschappers proberen al tientallen jaren daadwerkelijk penissen te meten, en dat onderzoek komt niet voort uit kinderachtigheid of passieve nieuwsgierigheid. Met dergelijke metingen kunnen we seksuele ontwikkeling en gezondheid beter leren begrijpen. Ze helpen ons ook de passendheid en het comfort – en dus het gebruik en de efficiëntie – van condooms te verbeteren. En ze zijn ook waardevolle hulpmiddelen voor mannen die last hebben van ernstige problemen rondom lichaamsbeeld. 

“Omdat ik een van de weinige onderzoekers ben die een onderzoek naar penisgrootte heeft geprobeerd te doen, krijg ik vaak verzoeken van vreemdelingen om hun penis te evalueren,” zegt Walker. “Tijdens mijn onderzoek hebben mannen hartverscheurende verhalen verteld over dat ze tientallen jaren doktersbezoeken hebben vermeden omdat ze zich niet uit durfden te kleden, dat ze om diezelfde reden intimiteit hebben vermeden, of zelfs zelfmoordpogingen hebben gedaan omdat ze ervan overtuigd waren dat hun penis inadequaat was.”

Advertentie

“Voor de duidelijkheid: penissen evalueren valt niet onder mijn werkzaamheden,” voegt ze eraan toe.

Maar hoe meer we penisgrootte proberen te bestuderen, hoe meer we erachter komen dat pikken meten verbazend lastig is: om te beginnen kun je niet afgaan op zelfrapportage. Dat is wat de pionierende maar methodologisch behoorlijk slordige Amerikaanse seksuoloog Alfred Kinsey deed – zijn gemiddelden waren een paar centimeter langer dan elke studie die afging op onafhankelijke, klinische metingen. (Kinsey’s slechte data is ook de reden waarom zoveel mannen geloven dat de gemiddelde penis 15 centimeter lang is. Die valse statistiek zorgt er, samen met advertenties over penisvergroting, voor dat onzekerheid over je penisgrootte tegenwoordig zo vaak voorkomt.) 

Als een onderzoeker echter een stijve penis meet, hoe moet er dan worden omgegaan met mogelijke kromming of een lange voorhuid? Moet er van bovenaf of van onderaf worden gemeten? Tot hoe ver in het vet boven de penis of onder het scrotum moet er gemeten worden, en hoe kunnen ze consistent zijn als ze steeds in verschillende vetlagen duwen? Hoe houden ze rekening met het feit dat niet elke erectie even groot is – en dat een koud lab en klinische metingen daar ook invloed op zullen hebben? Ze zouden vloeistoffen bij de proefpenissen kunnen injecteren om ze consistent volledig stijf te maken. Maar is dat een nauwkeurige meting van penissen in het wild? Ze zouden slappe penissen kunnen uitrekken. Maar hoe kunnen ze de effecten verantwoorden die de frequentie of intensiteit van het uitrekken op de gemeten lengte lijkt te hebben? En hoe kunnen ze trouwens omgaan met de selection bias die komt kijken bij het vinden van mensen die bereid zijn om zich uit te kleden en onderzoekers in de naam van de wetenschap aan hun jongeheren te laten sjorren en prikken? 

Advertentie

“Bovendien zijn er ook politieke en sociale kwesties,” zegt Walker. “Mijn eigen onderzoek, dat in 2018 van start ging, heeft jaren geduurd om op te bouwen vanwege al dat soort obstakels. Er was flink wat publieke ophef over het feit dat ik een vrouw was die penisgrootte bestudeerde. Laat staan dat mijn onderzoeksassistent een man was.”

Met al deze onzekerheden in het achterhoofd zullen de meeste serieuze penisonderzoekers je vertellen dat we niet weten wat de wereldwijde gemiddelde stijve penislengte is (hoewel de meeste moderne onderzoeken het erover eens zijn dat het waarschijnlijk tussen de 13,2 en 14 centimeter is). Het is nog moeilijker om met “ook maar een beetje wetenschappelijke zekerheid” vragen over zogenaamde raciale verschillen in gemiddelde penisgrootte te beantwoorden, zoals seksonderzoeker Justin Lehmiller het in 2018 stelde in een analyse over het bestaande bewijs. “Ras” en etniciteit wordt in deze onderzoeken gebruikt alsof het inwisselbare begrippen zijn, wat het geheel nog troebeler maakt. De meeste solide onderzoeken naar penisgrootte hebben grotendeels naar Europese of Midden-Oosterse populaties gekeken. Er zijn maar weinig onderzoeken die er een punt van maakten om rekening te houden met of vergelijkingen te maken tussen zogenaamde raciale of etnische groepen. En zelfs de onderzoeken die dat wel doen, hebben hun beperkingen.

Advertentie

We hebben absoluut geen betekenisvolle vakkennis over hoe penissen op consistente en eerlijke wijze gemeten konden worden, laat staan robuust onderzoek naar wereldwijde en demografie-specifieke erectie-gemiddelden, toen duidelijk bevooroordeelde Europese waarnemers voor het eerst met mythes over raciale penisgrootte op de proppen kwamen en die daarna verspreidden. 

Doordat het meten van pikken zo lastig is en er een schaarste is aan solide data, gebruiken de meeste grafieken en lijstjes over nationale of raciale verschillen kleine en slecht ontworpen onderzoeken die afhankelijk zijn van zelfgerapporteerde data: dat is het enige wat beschikbaar is. Al deze twijfelachtige onderzoeken hebben ook behoorlijk uiteenlopende methodes van steekproeven, zelfrapportage en analyse. Ze zijn dus in feite slechte appels en slechte peren aan het vergelijken, legt Walker uit. Ze zijn – ik kan dit niet harder benadrukken – complete lariekoek. 

“Mensen smijten op het internet met data alsof het afval is. Niemand checkt het, en het sijpelt de maatschappij in en creëert nog meer onzekerheid en racisme.” – Xtine Milrod

Sommige compilaties van slechte en twijfelachtige data zijn het nevenproduct van de onwetendheid of slordigheid van content creators. “Niet om journalisten af te kraken,” zegt Xtine Milrod, een psycholoog en therapeut die zich specialiseert in problemen omtrent seks en seksualiteit, “maar in mijn jaren als onderzoeker en clinicus heb ik met veel mensen gepraat die hun nieuwsberichten over onderzoeksresultaten compleet verknoeien. Mensen smijten op het internet met data alsof het afval is. Niemand checkt het, en het druipt de maatschappij in en creëert daar nog meer onzekerheid en racisme.”

Advertentie

Mensen verzamelen daarnaast vaak opzettelijk slechte data om racistische stereotypes te versterken. Walker wijst erop dat race realists – mensen die geloven dat er “aangeboren biologische verschillen bestaan tussen rassengroepen wat betreft intelligentie, persoonlijkheid, sociaal gedrag en lichamelijkheid” – al tientallen jaren een kwaadaardige vinger in de pap hebben bij onderzoek naar penisgrootte. 

De Canadese psycholoog en race realist J. Philippe Rushton publiceerde in de jaren tachtig en negentig een paar spraakmakende artikelen in academische tijdschriften waarin hij stelde dat er fundamentele biologische raciale verschillen bestaan. Een van zijn theorieën was dat zwarte mannen grote penissen en sterke geslachtsdrift, maar kleine hersenen ontwikkelden omdat ze er door hun omgeving toe werden aangedreven om zich meer voort te planten. Aziatische mannen zouden daarentegen grotere breinen en kleinere penissen hebben ontwikkeld – en witte mannen zoals hij hebben (natuurlijk) van nature de perfecte pik-brein-balans. 

(Het idee dat penisgrootte in verband staat met geslachtsdrift is niet gegrond in de wetenschap van menselijke seksuele ontwikkeling of libido, dus Rushtons werk was al vanaf de eerste letter pseudowetenschappelijke troep.)

Advertentie

Om zijn werk te promoten gebruikte Rushton data zoals volksverhalen en vage, anonieme achttiende-eeuwse Europese anekdotes, die hij als betrouwbare datapunten prestenteerde. Ondanks de ernstige fouten in Rushtons werk zijn er nog steeds moderne onderzoeken – zoals een spraakmakend artikel over penisgrootte uit 2013 dat naar raciale verschillen keek – die met hun eigen slechte data op zijn ideeën voortbouwen, en die soms zelfs expliciet proberen te valideren.

“Het meeste onderzoek dat raciale verschillen in penisgrootte probeert vast te stellen is afhankelijk van pseudowetenschap van onderzoekers van race realism,” stelt Walker. Sommige onderzoekers en journalisten realiseren niet eens welke schadelijke ideeën ze in stand houden door deze onderzoeken te citeren. Anderen weten echter maar al te goed waar ze mee bezig zijn.

De huidige wetenschap over penisgrootte 

Dus wat kunnen we nu echt zeggen over de variatie in penisgrootte? We kunnen in ieder geval vaststellen dat het niet zinvol is om op basis van een zogenaamd rassenverschil te kijken naar verschillen in penisgrootte. In de laatste tien jaar hebben meta-analyses van tientallen goed uitgevoerde onderzoeken laten zien dat de verschillen tussen deze (lastig te definiëren) groepen te klein zijn.  Zoals een team van Amerikaanse onderzoekers het stelde in een onderzoek uit 2015, “hoewel er enige raciale en etnische verschillen zijn geconstateerd… waren de verschillen in grootte onvoldoende” om stereotypes over raciale verschillen in penisgrootte te rechtvaardigen.

“De gerapporteerde verschillen zijn vrij klein,” benadrukt Walker. “Het is niets opmerkelijks.”

Bovendien wijzen de meeste onderzoekers erop dat er binnen elke groep zo veel variatie in erectielengte is, dat deze gemiddelden praktisch betekenisloos zijn voor het dagelijks leven van de meeste mensen. 

Onderzoekers van seksuele gezondheid merken daarbij op dat, hoewel genen ook een rol spelen, penisgrootte door allerlei factoren kan worden beïnvloed – wat ook de reden is waarom, bij onderzoeken met tweelingen, mensen met dezelfde genen soms verschillende erecties krijgen. Met name hormonale blootstelling, voeding en medische klachten die iemand tussen de foetale ontwikkeling en de puberteit krijgt, kunnen de seksuele ontwikkeling beïnvloeden. Veranderingen in ons dieet zouden volgens sommige onderzoekers bijvoorbeeld ook kunnen verklaren waarom er bij een recent en enorm onderzoek, dat bijna tachtig jaar lang penisgrootte bijhield, door de jaren heen een significante toename in de lengte van erecties werd waargenomen. Deze omgevingsfactoren zouden ook kunnen verklaren waarom sommige onderzoeken opmerkelijke verschillen hebben gevonden in de gemiddelde penisgroottes tussen Oost-Aziatische en Aziatisch-Amerikaanse mannen.

De beladen geschiedenis van dit piepkleine onderzoeksveld en de beperkingen die zelfs bij robuust onderzoek komen kijken, betekenen dat we geen harde claims over “ras” en penisgrootte kunnen en zouden moeten maken.Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat we geen onderzoek naar penisgrootte zouden moeten doen. 

De onderzoekers van penisgrootte waar VICE mee sprak stelden dat er eigenlijk meer onderzoek naar demografische variaties in penisgrootte nodig is. Door ons met dit onderwerp bezig te houden zouden we ook meer kunnen leren over de rol van factoren zoals levensstijl en omgeving naast genen bij de seksuele ontwikkeling. En volgens Milrod is het waarschijnlijk ook het beste tegengif tegen de stereotypen die dankzij ouder, minder bedachtzaam en verantwoordelijk onderzoek en commentaar diep in onze collectieve sociale psyche zitten verankerd. Want, legt Milrod uit, als je mensen solide data laat zien over de gemiddelde lengte van erecties – en hoe klein een halve centimeter eigenlijk is – “dan beginnen ze te begrijpen dat dit een culturele kwestie is, geen anatomische.”


Dit artikel verscheen oorspronkelijk op VICE UK.


Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.