FYI.

This story is over 5 years old.

Muziek

Drie decennia uitgaan in Rotterdam: lekker zeiken met een Breezertje

Ik ging naar de opening van Party People, een expo over uitgaan. Het moest een ‘underground feest van herkenning’ worden, maar was eerder een ode aan 30 jaar Ted Langenbach. Maar ook aanleiding voor lekker Rotterdams gezeik.
TL
foto's door Tara Lewis
Foto van expo.

In Rotterdam doen we al generaties lang niets liever dan zeiken op het uitgaansklimaat. Vroeger was alles beter. Met mijn 32 jaar heb ik nooit de hoogtijdagen van Parkzicht of Now&Wow meegemaakt. Ik kan slechts dromen van de busladingen mensen die naar Rotterdam kwamen om kleumend in een verweesd industriegebied door een doorbitch geweigerd te worden. Nee, mijn jeugd speelde zich voornamelijk af in Waterfront. Een gemiddelde avond begon met thuis indrinken en zes keer omkleden terwijl ik meeblèrde met Marco Borsato. Eenmaal aangekomen in Waterfront (of: Rotown, Nighttown, Vibes of Plan C) werd slap ouwehoeren afgewisseld met dansen, tequila, tongen en kotsen. Niet altijd in die volgorde. Het was fantastisch. Nadat eerst Waterfront, daarna Watt (voorheen Nighttown) en Plan C hun deuren sloten werd het echte uitgaan verruild door kroeghangen. Zo konden wij mopperend over die goede oude tijd aansluiten aan de bar bij oudere generaties. Tien jaar later heeft Rotterdam een opleving gehad met nieuwe toffe plekken, zoals Perron, BAR, Worm en Bird. Voelend dat de tijd rijp was heeft ook Ted Langenbach nieuw leven in Now&Wow geblazen, met elke zaterdag een clubavond in de Maassilo.

Advertentie

Mooi moment om terug te blikken op dertig jaar feest, dachten ze bij Museum Rotterdam. De vernieuwingsdrift sinds de wederopbouw heeft nu eenmaal als gevolg dat mensen in deze stad een ziekelijke hang naar nostalgie hebben. Als alles verdwijnt hebben we gelukkig altijd de plaatjes en de herinneringen nog. De laatste maanden werd massaal opgeroepen om beeldmateriaal aan te leveren. Een expositie die is samengesteld door de stad, dat is mooi toch?

1547546971977-NHVH-20190111-0161

Het nadeel van te hoge verwachtingen is dat ze zelden waar worden gemaakt, het kampioenschap van Feyenoord na zeventien jaar uitgezonderd. Een van de voordelen van museumopeningen is dat als de expositie kut is, je het altijd nog op een zuipen kunt zetten. Museum Rotterdam trakteert op welgeteld één welkomstdrankje: een Bacardi Breezer. “Niet te zuipen dit. Jezus, tering!”, aldus een festivaldirecteur die liever anoniem blijft. De opening begint: stadsdichter en mede-curator Derek Otte trapt af met een ode aan Feis. Ondanks dat hij gebroken is wilde hij toch komen, “om zijn nalatenschap te vieren.” Otte blijkt de directe aanleiding te hebben gegeven voor deze expo, vertelt museumdirecteur Paul van der Laar. Hij benadrukt de generatiekloof door mede-curator Ted Langenbach met Tony Manero van Saturday Night Fever te vergelijken. “Waar heeft deze man het over,” vraagt iemand achter mij. Het blijkt nog veel erger te kunnen, bewijst cultuurwethouder Said Kasmi. Die begint zijn speech met een anekdote over hoe hij vanaf de bank zappend bij Night of the Proms terechtkwam, waar jong en oud meezong met de gevleugelde woorden van one-hit-wonder John Miles: “Music was my first love, and it will be my last.” Diezelfde persoon achter mij: “Wie heeft deze speech geschreven?” Kasmi weet de situatie te redden door te vertellen over zijn goede herinneringen aan Now&Wow. Ook geen spannend verhaal, maar nog altijd beter dan John Miles, die hij aan het einde doodleuk nog een keer noemt. “Hebben we eerst de meest stoffige directeur ooit om daarna de Twan Huys van de Rotterdamse house te krijgen,” foetert iemand naast mij. “Eerst hebben ze dertig jaar dance gedwarsboomd om nu goede sier te maken.” Ted Langenbach begrijpt het spanningsveld tussen het stadhuis en de scene maar al te goed. “Kasmi vindt oprecht dat de stad meer uitgaansplekken verdient. Helaas blijft het vechten tegen de bierkaai. Het is logisch dat mensen als JMR van de Dance Parade en Kris van BAR het paradoxaal vinden dat de wethouder deze expo opent. Toch kan het ook als smeermiddel dienen om op het stadhuis serieus te worden genomen. En het is belangrijk om onze paradijsvogels te eren.” Eenmaal in de tentoonstelling is wederom de kritiek niet van de lucht. “Ted kan laten zien hoe tof zijn feesten waren en hoe mooi mensen aangekleed kunnen worden,” aldus een journalist. Eerlijk is eerlijk, het valt tegen. Enige feest van herkenning is de enorme flyerwand van kunstenaar en verzamelaar Gyz la Rivière, dezelfde man die de iconische gele Nighttown-letters redde en ze aan het museum schonk. Voor de rest zien we aangeklede poppen – wie de moeite doet de kaartjes te lezen kan erachter komen wiens outfit het is. Een beamer laat dansende gabbers zien en een uitvergrote foto van een bubblingfeest zorgt toch nog voor wat diversiteit. Via een koptelefoon kun je op drie kanalen muziek luisteren. Voor de rest had de expo beter ‘Dertig Jaar Ted Langenbach’ kunnen heten.

1547546870629-Opening-Party-People_6_Credits-Naomi-van-Heck

Frankie Dros, organisator van Contra en Blijdorp Festival is de derde curator van de tentoonstelling. “We hebben alle drie iets bijgedragen, maar er is zoveel, dat is bizar. De tijd van Ted was nu eenmaal het meest booming en daar is veel materiaal van. Ik ben zelfs vergeten om mijn eigen logo ergens op te hangen. Wat dat betreft zijn Rotterdammers misschien iets te nuchter.” Ondertussen trekt Lucien Foort naast hem een flesje bier open. “Ik vind het mooi om te zien dat een nieuwe generatie doet wat wij dertig jaar geleden al voor ons zagen. Wij hebben de basis gelegd en zij hebben daar een villa op gebouwd. Toch zou die niet blijven staan als de fundering niet goed was.” Bij hem hoef je niet met nostalgische praatjes aan te komen. “Ik geloof niet in die bullshit. Er zijn misschien minder clubs maar ook geen grijze telefoons meer. Ondertussen kunnen we wel heel de wereld bereiken, house is het grootste exportproduct geworden.” Daar denkt Sjors van Rotterdam Terror Corps anders over. “Wat er nu in Rotterdam is kun je niet vergelijken met vroeger.” Hun optreden zorgt – net als de show van De Likt eerder deze avond – eindelijk voor een dansend publiek en een opening die de naam van de expo eer aan doet. Eigenlijk wil directeur Paul van de Laar een einde breien aan de avond, maar het publiek weet hem over te halen nog één nummer toe te staan én zowaar een dansje te wagen. Hij hopt wat vreemd rond op één been, maar dat maakt het niet minder sympathiek. Terwijl de zaal richting afterparty wordt gemanoeuvreerd zegt Glenn, de andere helft van Rotterdam Terror Corps: “Je hebt gezien, mensen gaan zwaar los. In Rotterdam missen ze waar het mee begonnen is, dat waren wij in Parkzicht. Wij waren de grondleggers van de muziek. Dat klinkt heel stoer, maar dat is het verhaal.” In de dagen daarna woedt op Facebook de discussie over de expositie nog verder. Frankie bemoeit zich er nog even tegenaan. Hij geeft toe dat het verhaal over dertig jaar feest in Rotterdam misschien te groot en complex is voor een relatief kleine tentoonstelling. “Maar ik vind al dat gezeik zo’n onzin. Boeiend dat je foto er niet tussen zit, het gaat om het eren van het nachtleven in het algemeen.” Het laatste is hier ongetwijfeld nog niet over gezegd. Gelukkig is er een voordeel: hier kunnen we nog jaren over zeiken. Fissa!

1547547204662-Opening-Party-People_7_Credits-Naomi-van-Heck