FYI.

This story is over 5 years old.

Muziek

Hoe de 24-uursvergunningen het nachtleven van Amsterdam hebben veranderd

We moeten oppassen dat clubs de buitenwijken niet té aantrekkelijk maken voor projectontwikkelaars.
Foto door Raymond van Mil

Door de track Brotherman van Detroit Swindle in Trouw te draaien, luidde burgemeester Eberhard van der Laan in 2013 de eerste 24-uursvergunning van Amsterdam in. Het was een test om te kijken of verruiming van de sluitingstijden van clubs het nachtleven zou verbeteren. Nu, bijna vijf jaar later, is alles uitgebreid besproken en is er een positief evaluatierapport van de gemeente verschenen. Tijd om te kijken naar hoe die 24-uursvergunningen het Amsterdamse nachtleven hebben veranderd.

Advertentie

In Amsterdam was er al heel lang de wens om, net als in Berlijn en Groningen, tot heel laat open te kunnen blijven. In 2012 werden de eerste stappen in die richting gezet met de komst van de 24-uursvergunningen: innovatieve voorstellen van ondernemers werden zowel door een team van experts uit de creatieve industrie als een ambtelijk team beoordeeld en maakten zo kans om de deuren niet meer verplicht om vijf uur te hoeven sluiten. Naast een verruiming van openingstijden, vervulde de pilot ook een rol in stedelijke ontwikkeling: het stimuleerde om iets nieuws te doen met leegstaande panden en – doordat alleen plekken buiten stadsdeel centrum aanspraak maken op zo’n vergunning – het uitgaanspubliek meer te spreiden. Er zijn nu tien vergunningen (aan onder andere De School en Radion) uitgegeven.

Dat alleen clubs buiten het centrum een vergunning kunnen aanvragen zorgde voor wat ophef. Paradiso en de Melkweg hebben er geen last van – zij hebben al jaren een speciale vergunning waardoor ze ‘tot een uur na de laatste voorstelling’ open mogen zijn. Maar de meeste anderen hebben dat niet. “Ik denk dat er in het begin zeker sprake was van oneerlijke concurrentie,” vertelt nachtburgemeester Mirik Milan mij. “Maar die eerste stap was nodig om verruimingen voor de hele stad mogelijk te maken.” In het kielzog van de 24-uursvergunningen, zijn die er ook gekomen: er is een pilot met ruimere sluitingstijden voor horeca op het Rembrandtplein en de rest van de clubs in het centrum mag twaalf keer per jaar langer open. Toch stelden onder andere Koninklijke Horeca Nederland, het Overleg Amsterdamse Clubs en Club NYX tijdens de raadscommissie van twee weken terug dat er nog steeds sprake is van oneerlijke concurrentie.

Advertentie

Met de pendelbus naar Java-eiland
Een van de ontwikkelingen die de 24-uurshoreca hebben versterkt is de spreiding van het publiek. “Toen ik dertig jaar geleden een feest organiseerde op Java-eiland moesten er pendelbussen worden ingezet,” legt Maz Weston (danceprogrammeur van Paradiso) aan mij uit. “Nu fietsen mensen gerust naar Radion. Ik merk veel verschil tussen Paradiso Noord en onze centrumlocatie: in Noord komen mensen voor het programma, in de binnenstad heb je meer toevallige bezoekers.” Mirik Milan ziet nog een andere, maar wel daaraan gerelateerde trend: “Mensen gaan langer door met uitgaan. Het is niet meer zo gek om na je dertigste nog naar een club te gaan. Alleen gaan dertigers minder frequent uit, waardoor ze niet even twee uurtjes gaan dansen. Ze willen waar voor hun geld en daar passen feesten die langer duren bij. Door alle zomerfestivals zijn mensen bovendien gewend aan evenementen die lang duren.”

Toen de pilot in 2013 van start ging, was de drukke Amsterdamse binnenstad nog niet zo’n heet politiek hangijzer als het vandaag is. Maar het 24-uursbeleid heeft clubtoerisme waarschijnlijk wel gestimuleerd: in het evaluatierapport schatten clubs buiten het centrum dat zeker twintig procent van hun bezoekers uit het buitenland komt. Anderzijds heeft het groeiende toerisme ook enigszins gecompenseerd voor het publiek dat buiten het centrum uitgaat. In elk geval is de discussie rondom de drukte in Amsterdam een grotere rol gaan spelen in het beleid. “Eerst werd de 24-uurseconomie heel erg aangejaagd,” vertelt Tim-Oktay Leeman (bestuursadviseur Openbare Orde en Veiligheid bij de Gemeente Amsterdam) mij. “Nu willen we nog steeds groeien, maar kijken we wel bewuster of het niet tot extra overlast voor bewoners zorgt.”

Advertentie

Clubs voor kosmopolitische veelverdieners
Daarnaast draagt het nachtleven bij aan stedelijke ontwikkeling. Dat klinkt goed, maar heeft zo z’n keerzijde. In een interview met Thump noemde Kim Tuin, oud-directeur van Trouw, die club een gentrificatie-tool: een leegstaand pand wordt tijdelijk verhuurd aan creatieve ondernemers, maar de cultuur is slechts voor even, want als de club het gebied op de kaart heeft gezet wordt de inmiddels populaire grond verkocht aan een projectontwikkelaar die er veel geld aan kan verdienen. Tuin is pas geleden vertrokken als directeur van de stichting NDSM-werf, waarover ze stelde dat er zoveel woningen omheen worden gebouwd, dat het gebied als culturele vrijplaats onder druk staat. Vaak zijn die woningen ook nog eens zo duur dat ze voor de lagere en middeninkomens niet te betalen zijn.

Door met 24-uursvergunningen vooral clubs buiten het centrum te stimuleren, kun je je afvragen of de gemeente gentrificatie daarmee niet te veel faciliteert. De kans is aanwezig dat de tijdelijke clubs die er nu zijn, uiteindelijk omringd worden door onbetaalbare koopwoningen (of worden verbouwd tot appartementen). Maar een club gaat niet altijd vooraf aan een enorme investering van een projectontwikkelaar, soms is het een onderdeel ervan. Zoals in het geval van Ven, een amusementscomplex met hotel, conferentiecentrum, casino en rooftopbar, die pas geleden een 24-uursvergunning bemachtigde. Het roept de vraag op of je zo’n plek, vooral gericht op kosmopolitische veelverdieners, wel moet stimuleren met een vergunning. Leeman houdt zich op de vlakte. “Het is een belangrijke vraag: wil je vooral inzetten op kleine ondernemers die iets creatiefs en artistieks doen of vind je dat de grote spelers ook bediend moeten worden? Uiteindelijk moet de politiek die vraag beantwoorden.”

De stad programmeren
Mirik Milan is er stelliger in. “Ik hoop dat er in de toekomst vergunningen worden gereserveerd voor het experiment: locaties met een capaciteit van tweehonderd man waar je nieuwe ideeën kunt uitproberen, omdat het vullen van de hut minder belangrijk is. Daarom ging die vergunning voor Ven, dat mag je best weten, tegen mijn principes in. Het is belangrijk om de balans van de stad te bewaren, zo moeten we ook oppassen dat we niet alleen focussen op de witte, hoogopgeleide houser. De kwaliteit van het nachtleven is verbeterd, maar het is niet diverser geworden. Dat wat er aan diversiteit gewonnen is – bijvoorbeeld feesten als Bassline of Encore – is het gevolg van marktwerking.”

Met de 24-uursvergunningen kun je de stad programmeren, denkt Milan. “Als je dat doet, kun je kijken welke locaties zich committeren aan diversiteit, openheid en tolerantie. Dat speelde geen rol bij de afgelopen aanvragen, maar kan in de toekomst wel een kwaliteitscriterium worden.” De Koning Events is een plek met 24uurs-vergunning die zich niet op dat eerder genoemde witte housepubliek richt: er worden bijvoorbeeld veel Marokkaanse, Turkse en Hindoestaanse bruiloften georganiseerd. Maar juist daarover wordt door ondernemers geklaagd in het evaluatierapport van de gemeente: van onbegrip over de toekenning tot de sneer dat ‘iets met multicultureel’ het altijd goed doet.

Dat de 24-uursvergunningen een rol spelen in de manier waarop Amsterdam haar nachtleven op de internationale kaart heeft gezet, kan geen twijfel over bestaan. Maar tegelijkertijd is het belangrijk naar de onvoorziene effecten van het beleid te kijken. Het raakt aan veel politieke vraagstukken: van culturele innovatie tot het garanderen van veiligheid en het tegengaan van overlast. Omdat het nachtleven zo’n grote rol speelt in stedelijke ontwikkeling, kan het bijdragen aan het vergroten van sociale ongelijkheid. De 24-uursvergunningen bieden de kans om – in Mirik Milans woorden – het nachtleven te programmeren. De uitdaging is om dat te doen, zonder dat er vooral plek is voor hoogopgeleide veelverdieners.