FYI.

This story is over 5 years old.

Muziek

J Dilla: een onvermoeibaar genie tot het laatste moment

Eigenlijk zou het elke dag Dilla-day moeten zijn.

Aankomend weekend wordt J Dilla weer geëerd. Dit jaar is het precies tien jaar terug dat de wereld afscheid nam van de onnavolgbare producer. En daarmee is het ook bijna tien jaar geleden dat het legendarische album Donuts op zijn 32ste verjaardag – 7 februari 2006 – uitkwam; een meesterwerk dat de kijk van veel beatmakers op het maken van kunst compleet veranderde.

Iedereen weet dat achter Dilla een bijzonder maar ook tragisch verhaal schuilt. Gevangen in zijn eigen lichaam weigerde hij geluidloos uit het leven te stappen, en vanuit zijn ziekenhuisbed gebruikte de producer zijn laatste krachten om nog één keer zijn sound te perfectioneren. Eigenlijk zou het elke dag Dilla-day moeten zijn, maar nu we spreken van een decennium na zijn dood, is dit hét moment om hem te eren.

Advertentie

Liefde voor de muziek werd er bij Dilla – geboren als James Dewitt Yancey en ook te kennen als Jay Dee of Dilla Dawg – met de paplepel ingegoten. Hij groeide op in Detroit in een zeer muzikaal gezin: zijn vader was bassist en zijn moeder voormalig operazangeres. Jazz zette in het huis de toon en al snel ontwikkelde hij een muzikale kennis die voor zijn nog erg jonge leeftijd absoluut bijzonder was. Zijn vader nam hem geregeld mee naar de platenzaak om samen platen uit te zoeken, die ze daarna draaiden. Toen Dilla ouder werd zette hij die lijn voort door op schoolfeestjes te draaien als DJ Silk.

In deze fase ontmoette hij Joseph ‘Amp’ Fiddler, en deze keyboardspeler, songwriter en producer nam hem onder zijn hoede in zijn thuisstudio. Hij leerde hem de MPC kennen zonder het trucje voor te doen, en direct wist Amp met wat voor uniek talent hij te maken had. Dilla samplede op een originele en nieuwe manier en hij had een gave om ritmes bij elkaar te voegen. Dit bleef niet lang onopgemerkt, en ander hiphoptalent wilde graag met hem samenwerken – samen met de rappers T3 en Baatin vormde hij de hiphopgroep Slum Village.

Zijn beats maakten ruimte voor een flow die nog ongekend was: een losse stijl die deed denken aan freestylen. Toen Dilla via Fiddler rapper en producer Q-Tip ontmoette, en hem omverblies met een SV-demo, konden anderen uit de muziekindustrie niet meer om hem heen. Q-Tip liet de muziek aan zijn vrienden uit de scene horen en iedereen wist: een Dilla-beat was iets speciaals.

Advertentie

In de jaren hierna maakte hij onder andere klassieke tracks voor The Pharcyde en De La Soul, co-produceerde hij de laatste twee albums van A Tribe Called Quest, en werkte hij als onderdeel van het collectief The Soulquarians mee aan albums als Like Water for Chocolate van Common en D’Angelo’s Voodoo. Ook kwam de al eerder opgenomen Fantastic Volume 2 van Slum Village alsnog uit. Met deze successen vormde hij een fanbase die constant hongerig was naar nieuw materiaal van hem.

Wat maakte Dilla als producer zo anders? Hij had de gave om de beat al in gedachte uit te werken voordat hij überhaupt de sampler aanzette. Vaak had hij hierna maar slechts vijftien minuten nodig. Ook hield hij niet van regels en wilde hij nooit twee keer hetzelfde klinken. Hij liet zich inspireren door allerlei genres, elektronisch, wereldmuziek of soul, en was constant op zoek naar vernieuwing. Wanneer hij dacht dat mensen doorhadden welke sound precies de zijne was, deed hij precies het tegenovergestelde. Hij wilde iedereen voor blijven en niet meegaan met een populair geluid. Niet alleen omdat hij het liefst met zijn mensen uit Detroit bezig was, maar ook om te laten zien waar hij muzikaal allemaal toe in staat was.

Zijn solodebuut Welcome 2 Detroit was een mix van live-instrumentatie, wereldmuziek en elektronische sounds; hij wilde duidelijk iets anders maken dan men van hem verwachtte. En met de zelf uitgebrachte Ruff Draft EP bevestigde hij dat nogmaals: hij samplede obscure, experimentele synth, disco en rock. ‘This is for my real niggaz only’, aldus Dilla op de intro van het album.

Advertentie

Dilla merkte dat hij het fijner vond om met kleine onafhankelijke partijen te werken; bij een groot label was hij van te veel factoren afhankelijk. Bij Stones Throw was hij op zijn plek, en het was daar waar hij samen met Madlib aan het album Jaylib werkte. Twee grootheden die veel naar elkaar opkeken en op de plaat over elkaars beats rapten.

Zoals gezegd kende het verhaal van Dilla ook een keerzijde. Toen hij terugkwam van een tour in Europa om de release van Ruff Draft te promoten, voelde hij zich niet goed. Ma Dukes, zijn moeder die bijna net zo beroemd is als hij, bracht hem naar het ziekenhuis. Het zag er niet goed uit: de bloedziekte TTP werd aangetroffen. In deze tijd kon hij maar af en toe op pad om een videoclip te schieten of te touren. Rapper Common bood aan om hem naar LA te verhuizen – op de tweede verse van Rewind That rapt hij ook: ‘Come to LA for peace and good weather’. Dat zou hem goed doen.

Hij ging en genoot van LA, maar zijn conditie verslechterde. In het Cedars-Sinai Medical Center werd Dilla behandeld, maar vlak voor zijn 31ste verjaardag werd hij ook gediagnostiseerd met lupus, een auto-immuunbindweefselziekte. Ondanks dat zijn lichaam aftakelde, liet hij het niet toe om ongezien en ongehoord uit het leven te stappen. Aangezien Dilla als een monnik voor zijn muziek leefde, maakte hij veel beattapes. Deze vernoemde hij naar junk food, Donuts bijvoorbeeld. Toen Peanut Butter Wolf – de oprichter van Stones Throw Records – deze tape hoorde, moest en zou hij het als instrumentaal album uitbrengen.

Vanuit het ziekenhuisbed perfectioneerde Dilla de sound van Donuts met niet veel meer dan een stapel 45s en een laptop. Dat maakt luisteren naar die plaat zowel griezelig als ontroerend. Alsof hij wist dat zijn tijd zou komen en daarom nog één keer alles uit de kast wilde halen om zijn laatste boodschap over te brengen. Op 10 februari 2006, drie dagen na de release van het album, stierf Dilla.

Donuts is absoluut geen makkelijke plaat. Er zijn namelijk geen raps, geen hooks, geen skits, alle tracks duren ongeveer één of twee minuten, en de plaat zit vol met mood switches. Het scheurt, beukt, versnelt, stopt zonder waarschuwing, schreeuwt, maar is tegelijkertijd ook teder, liefdevol en euforisch. Een van de krachten van de plaat voor mij is dat-ie elke keer als ik ‘m luister weer anders is. Steeds zijn het andere details die ik hoor, afhankelijk van mijn stemming of omgeving. Afgelopen zondag was ik bij Classic Album Sundays in Doka Amsterdam. Hier werd Donuts integraal afgespeeld op twee enorme horn speakers van Avantgarde Acoustic. Nog nooit voelde ik de overgang van het zware Thunder naar het euforische Gobstopper, de tempowisselingen op Time: The Donut of the Heart, de troostende vocalen op Don’t Cry en de onafgemaakte kreten op Bye zo diep mijn lijf in gaan. Alsof ik voor een kleine trip van drie kwartier dichter bij zijn beats, pijn, verdriet, woede, liefde en vreugde stond dan ooit tevoren.

Dilla, je was een genie en wijdde je leven onvermoeibaar aan kunst. Zelfs toen de tijd op begon te raken. Net als bij andere legendes kun je je afvragen wat je in het hedendaagse muzikale landschap had betekend. Waarschijnlijk totaal iets anders dan wat we van je kennen, maar zeker weten uniek en on top of je game. Helaas zullen we het nooit weten.

Zondag 7 februari kan je naar de Bitterzoet in Amsterdam om J Dilla te eren, als je dat niet al de hele dag door doet, zoals ik.