FYI.

This story is over 5 years old.

Muziek

Drie dagen Zwarte Cross is meer dan een mens aankan

Elk festival is een soort kermis, maar hier mag je dat vrij letterlijk nemen.

foto: Ewout Lowie, alle andere foto's Annelies de Muynk

Voor het eerst in mijn leven bezocht ik Zwarte Cross. Dat ik dat niet eerder deed, komt doordat ik me altijd een beetje bezwaard voelde. Het zou zonde zijn als Zwarte Cross verandert in een soort Venetië – dat er zoveel buitenstaanders naar die maffe boeren komen kijken dat er van de oorspronkelijke sfeer uiteindelijk niets overblijft. Rond 2010, toen festivals in de mode raakten en Lowlands binnen een minuut uitverkocht, leek dit een reëel risico. Inmiddels zijn er een miljoen festivals bij gekomen en heb ik de indruk dat de grootste aandacht voor Zwarte Cross buiten de regio is gaan liggen. (Het is slechts een indruk, misschien zit ik ernaast, maar wat weet je wel zeker in het leven? Dat je geboren bent en dat je dood gaat, las ik eens. Zelfs dat valt te betwijfelen. Dat eerste moet je maar aannemen (ik kan me mijn geboorte niet heugen) en dat laatste valt nog te bezien. Hoe dan ook vond ik dat ik nu wel een keertje mocht komen kijken op Zwarte Cross.)

Advertentie

Een voorbeeld van gemoedelijke sfeer op Zwarte Cross

Insiders prijzen de gemoedelijke sfeer. Dat begrijp ik direct bij binnenkomst. De eerste persoon die ik spreek is het meisje van de muntjes. Nadat ik betaald heb, zegt ze ‘dank u wel’. Ik vind dat ze ‘dank je wel’ moet zeggen. Volgens haar loopt dat niet lekker, wat ik bestrijd. Dat er een flinke rij staat interesseert haar niets; ze neemt ruim de tijd voor een discussie die eigenlijk geen discussie is, maar een welles-nietesspel. Ik besluit dat het nergens toe leidt en laat de volgende bezoeker aan de beurt. Terwijl ik mijn muntjes wegsteek, hoor ik dat ze hem bedankt met ‘dank je wel’. Ze lacht en steekt haar tong uit. Net als de muntjes is haar tongpiercing donkergroen.

Op het terrein loop ik eerst naar de grootste tent, die ze Megatent hebben genoemd, vermoedelijk omdat hij zo groot is. Een coverband zingt Mexico van Zangeres Zonder Naam. Bij de hoge noten komt de zanger niet eens in de buurt. Het kan niemand iets schelen. Er is weinig wat iemand iets kan schelen. Hoe men eruitziet bijvoorbeeld. Moddervette mannen lopen rond met ontbloot bovenlijf, mooie jonge meisjes met klodders ketchup op hun kin. Het lopen kost sommigen al behoorlijk wat moeite, net als het praten. Verschillende bronnen bevestigen dat de grootste zatlappen in het dagelijks leven uitstekend functionerende mensen zijn, die er het hele jaar naartoe leven om op Zwarte Cross drie dagen van de kaart te zijn. Net als met carnaval in het Zuiden, maar dan zonder verkleden. Dat kost alleen maar tijd en dat is zonde; die tijd kun je ook gebruiken om te zuipen.

Advertentie

Al snel ontdek ik dat de reggaeweide de beste plek op het festival is. Het is een min of meer afgesloten terrein waar coverbands nummers van Doe Maar en Bob Marley spelen en waar kale blanke mannen groen-rood-gele petten dragen met zwarte rastavlechten eraan. Een blonde vrouw van een jaar of vijftig deelt rode plakhartjes uit. Ze drukt er eentje op mijn borst, wat me de rest van het festival de bijnaam ‘vuile homo’ oplevert. Dat is niet kwaad bedoeld. Ze zeggen bijvoorbeeld: ‘Hé, vuile homo, wil je een sigaret?’, wat ik niet wil, maar zo raak je toch met elkaar aan de praat.

Die gesprekken duren nooit lang. Binnen een minuut worden ze onderbroken omdat er iemand langs hobbelt bij wie mijn gesprekspartner nog in de klas heeft gezeten of die zijn vader nog eens uit het water heeft gevist na de Zwarte Cross van 1998. Ik hoor dezelfde grappen die hier dertig jaar geleden al gemaakt werden en die over dertig jaar nog steeds zullen klinken.

Bij de muntenkassa: ‘Wel iets voor mij overlaten, hè?’
Bij de wc’s: ‘Afknijpen!’
Als ze er langs willen: ‘Hete koffie!’
Of: ‘Zwangere vrouw!’

En dan keihard lachen, alsof ze de grap voor het eerst horen.

Hoewel er honderden bands op spelen, kun je het bezwaarlijk een muziekfestival noemen. Niemand kijkt op het blokkenschema, niemand onderbreekt een gesprek omdat-ie een of ander obscuur bandje wil checken. Op één meisje na, dat vertelde dat ze moest huilen bij een Michael Jackson-coverband, heb ik niemand over muziek gehoord.

Advertentie

Er was een schiettent, maar de cakewalk leek me toch een iets veiligere optie

Het heeft meer weg van een kermis. Nu is elk festival een soort kermis, maar bij Zwarte Cross mag je dat vrij letterlijk nemen. Er zijn een draaimolen en een schiettent en allerlei apparaten met gekleurde lampjes en snoeiharde kutmuziek die hoog en hard gaan en waarvan ik me afvraag of ik mijn kots binnen zal houden als ik erin stap. De cakewalk lijkt me de veiligste optie. Ik ga een paar keer hard onderuit. Toch maakt het me gelukkig. Het voelt alsof ik in Grease speel, een film die ik nooit gezien heb maar waarvan ik sterk het vermoeden heb dat er een cakewalk in voorkomt.

Drie dagen Zwarte Cross is meer dan een mens aankan. Niet alleen vanwege de alcohol, maar ook omdat je voortdurend overprikkeld wordt. Er zijn een stuk of dertig tenten en tentjes, van alle kanten klinkt gebeuk en volgens mij worden alle geluidsnormen overschreden. Toch draagt niemand oordoppen.

Speciale aandacht verdienen de bordjes. Daarop staan dingen als ‘U bevindt zich hier’ en ‘Maak de slagzin af: a nozem oil a day keeps the doctor …’ (Nozem oil is het eigen drankje van Zwarte Cross. Er zit tien procent alcohol in en het smaakt naar gesmolten lolly’s in zoetzure saus. Je blijft het drinken.) Het standje waar ze maiskolven verkopen heet Mister Maisguy. Bovenin de uitkijktoren hangt een bordje waarop ‘Kiek Uut’ staat. De gaybar heet De Kast.

Advertentie

In De Kast maak ik op de laatste avond het leukste feestje mee, waarover niet veel meer te vertellen valt dan dat het leuk was. Het enige nadeel was dat het zo verrekte vroeg stopte. Elke dag is het rond middernacht einde oefening en word je van het veld geveegd. Op de camping gaat het door, maar daar mag je alleen komen met een campingbandje. Ik kreeg het aanbod om in de villa van de rijkste familie van de Achterhoek te verblijven, dus ik had geen campingbandje. Gelukkig was er een zwembad in de tuin en nog een beetje nozem oil.